woensdag 13 juni 2012

raindrops keep falling

Maandag 11 juni 2012

Na de zware inspanning van gisteren zou het vandaag een makkie moeten worden. Dat werd het, uiteraard, niet. Het weer leek in eerste instantie mee te werken. Bewolkt, maar zonnig tussendoor. Niet te warm, niet koud. Dat zou nog veranderen.
Eerst bij het bij het Office de Tourisme een stempel voor de Credential, het paspoort, geregeld. Bij de mevrouw achter de balie naar de weg naar St. Just geïnformeerd (niet naar de Chemin!). Volgens haar heel simpel: links, rechts, rotonde e voila.
Na enig zoeken op de rotonde vond ik eindelijk de bekende gele wegwijzer. Pas na een paar kilometer zag ik de volgende twee pijlen. Een rechtdoor voor de Chemin, en een gaf een verbindingsroute aan. Ik besloot het eenvoudig te houden en op de doorgaande weg te blijven. Nergens rood-witte markeringen, nergens wegwijzers.
In Ordiarp besloot ik de Chemin weer te gaan volgen. Zou ik er spijt van krijgen? De ervaringen hadden dat inmiddels wel geleerd. Maar de weg gaat zoals die hoort te gaan.
Vanuit Ordiarp was het klimmen, klimmen, klimmen: kilometers lang. Eerst over een redelijk maar smal weggetje. Dan over een minder dan redelijk weggetje met stenen en brokstukken, deels nog asfalt. Daarna alleen nog stenen en grind, waarbij het pad smaller begint te worden. Later slechts keien, gras en modder. Een bord: 'u nadert een aggrarisch gebied. Hekken achter u sluiten en honden aan de lijn'. Dus Fikkie aangelijnd en door over paden die deze naam bijna niet waardig zijn.
Tussendoor even een stukje redelijke ondergrond. "Hèhè", zuchtten de voeten, enkels en knieën. Maar helaas, vrij snel al gaat het over in glibberen en glijden. Modder, plassen, prut. En toch is de wandeling prachtig. Ik geniet. Het gevoel is enorm. Onbeschrijflijk. Tussendoor regent het, maar het deert niet.
Bij een volgend hek hangt een buizerdveer aan een paal. Een hint van de pelgrim voor mij? Ik wil in ieder geval een foto maken. Als ik de camera in mijn handen heb, word ik enorm verrast. Over de top van de heuvel voor mij komt de ene na de andere buizerd te voorschijn. Bij 30 stop ik maar te tellen. Ik heb het wel kunnen filmen. WAANZINNIG!
Dan barst een echt noodweer los. Pijpestelen mét onweer. En ik word alleen maar vrolijker. "Kom maar op!" Fluitend, zingend, schreeuwend en lachend vervolg ik de weg naar boven. Bijna boven, zijn een paar buizerds opeens heel dichtbij. En er zijn echt grote bij. Als ik blijf staan, zweven zij langzaam richting de top en er over. Ik vraag hen nog om een nieuwe veer. Die op mijn hoed kan de regen niet veel langer weerstaan. Twintig meter verderop vind ik een prachige nieuwe veer.
En ondertussen blijft het maar regenen. Nergens een plek om te schuilen, te eten. In ieder geval kom ik eindelijk over de top van deze heuvel. De afdaling naar St. Just de Ibarre kan beginnen.
In het begin mis ik ook nog eens de juiste route. In een wat onoverzichtelijke situatie kies ik de logische maar foute weg. Een schaap in de wei blaat nog, maar ik loop door. Heel snel valt het gebrek aan wegwijzers al op. Toch maar terug door het wel erg hoge gras. Bij het beginpunt van de afdwaling blaat het schaap opnieuw. "Ja je had gelijk", mompel ik nog.
Dan kan het echte feest beginnen. En het blijft maar regenen. Het komt met steeds kortere tussenpauzes met bakken uit de lucht. De regen valt recht naar beneden. Met donder en geweld.
Over niet meer dan een koeiepad leidt de weg naar het dal. Glibberen en glijden, van keien naar modder, over koeievlaaien en geitekeutels naar andere keien en stenen. Met het nodige percentage aan afdaling is dit echt levensgevaarlijk. Op een gegeven moment glijd ik weg en blijf maar met moeite staan. Benen kruislings, linker voet voor de rechter langs. Staan blijven op deze bult is echter ook geen optie. Aan alle ellende, moeilijkheden of pijn komt een einde. Zo ook aan deze marteling.
Het pad in het dal is tenminste weer een redelijke wandelweg. Die glooiend naar de bewoonde wereld zal leiden. Maar eerst eten. Mijn benen hebben al hun kracht verloren, hebben brandstof  nodig. Bij de overblijfselen van een afgezaagde boom zie ik mijn kans schoon. Ik moet snel zijn, want het komt in no time opnieuw met grof geweld uit de hemel.
Dit pad in het dal wordt al snel een verharde weg. En die weg leidt naar de Gite. Maar welke? Alice heeft het gisteravond voor ons geregeld. Alleen heeft zij mij niet verteld bij wie wat en waar. Slechts een opmerking dat er maar eentje is in dit achteraf gelegen dorp. En er hangt een bordje langs de weg met de tekst 'chambre de pellerin'. Dus daar naar toe.
Helaas! Niet de goeie! Dus toch meer dan een. Door naar het dorp. Bij de kerk ga ik schuilen voor de regen. Gooi alle ballast van mij af en probeer uit te vinden waar ik kan overnachten. Ik besluit te gaan bellen en uiteindelijk vind ik via de mevrouw van de vorige Gite het goede telefoonnummer. En, o wat een geluk, recht tegenover de kerk.
Tot mijn grote schrik is Alice nog niet gearriveerd. Een andere bekende wel: onze Braziliaanse vriend. Twee uur na mij komt Alice gelukkig ook zonder kleerscheuren binnen.
Eind goed, al goed.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten