vrijdag 29 juni 2012

I get my kicks, down route N-634

Dinsdag 26 juni 2012
Een gekmakende jeuk aan linkervoet en -enkel maakte en hield me wakker afgelopen nacht. Rondom de enkel verdwijnt langzaam maar zeker de pijn. De roodheid van de huid en de jeuk lijken alleen maar erger te worden. Er is nog altijd veel zwelling. Toch wil ik nog steeds gewoon doorgaan met lopen. In Castro-Urdialis is de route-aanduiding rampzalig. Het leidt via een prachtige kerk, die voor toeristen en/of pelgrims gesloten is. Zoals bijna iedere kerk hier. Dan wordt het met de pijlen een schimmig gedoe. Volgens mijn guide is het gewoon de doorgaande weg volgen die naar buiten de stad leidt. Daarna zou het makkelijk te volgen zijn. Dus volg ik die weg, maar geen pijl te zien. Ik zie wel de naam van het volgende pelgrimsdorp op de borden: Allendelagua. En besluit dan maar via de openbare weg te lopen. Het loopt geweldig, want het is rustig op de weg. Ik blijf hier maar doorlopen, ook naar het volgende dorp Cerdigo. De hele route naar Laredo blijft langs deze N-634 slingeren. Toch neem ik vanaf Cerdigo de Camino. Vraag me zelf af waarom in vredesnaam, maar neem de gok en doe het toch. Gelukkig maar. Ik heb er een prachtige plek gevonden om te zonnen. Een plaats direct bij de rotsen aan zee. Normaal kun je hier lekker rustig picknicken. Ik kon er heerlijk een uurtje zonnebaden. In mijn eentje, in adamskostuum. Het lopen wil maar niet op gang komen daarna. Iedere 3 stappen wel een mogelijkheid om een foto te maken. Tot ik besluit daar mee te kappen. Dan zie ik natuurlijk nog mooiere plaatjes, maar ik loop door. In Islares stap ik even van de route met de bedoeling om water te scoren in het dorp. Ik zal zo goed als niet terugkeren op de Camino, maar de N-634 blijven bewandelen. Op het plein bij de waterbron kom ik in gesprek met Jan. Een jonge, boom van een kerel, uit Tjechië. Hij is van huis naar Santiago gewandeld en nu op de terugweg. WAUW! Vanaf nu blijf ik zoals gezegd op de openbare weg. Tot aan Laredo. Ik kan op deze manier goed doorlopen. De steigingen en dalingen zijn niet te heftig. Ook is het kiezen voor de kortere variatie van de route. Er is een langere versie, die is 8 km langer. In Laredo kom ik de stad binnen via een steile afdaling. Ik kom terecht in het havengebied en de oude kern van de stad met smalle, nauwe en gezellige straten. Het oogt héél gezellig. Ik twijfel of ik hier de Albergue zal pakken. De twijfel wordt nog groter als men bij het toeristenbureau waarschuwt voor een volle Albergue in Santoña. De volgende stop en mijn eigenlijke keuze. Ik neem het risico. Dan maar slapen in een tent, ook daar waarschuwde men voor. Om in Santoña te komen moet ik eerst over de boulevard langs het hele strand. Dik 3,5 km lang en dan nog een kilometer om bij de veerpont te komen. Aangezien het eb is, moet ik zoeken waar dat pontje überhaupt gaat aanmeren. Een Spaanse señora is zo vriendelijk mij de weg te wijzen over het strand. Santoña is een echte toeristenstad, de inwoners bemoeien zich niet met mensen van buiten.En de mensen uit Cantabrië lijken stugger en afstandelijker dan de Basken. Dit is een eerste grote verschil. Het tweede, nog grotere verschil: Cantabrië is Spaans. Hier zijn overal de officiële Spaanse vlaggen te zien. In Biskaye alleen de rood, groen en witte eigen vlag. De Albergue is vol. Dus slapen in een tent.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten